Berggids is geen beroep dat je tot je 67 kunt blijven doen, zegt Robert Steenmeijer (46). Daarom volgde hij een paar jaar geleden een vakopleiding tot meubelmaker. Naast zijn werk in de bergen maakt hij tegenwoordig kasten en tafels vanuit een werkplaats in Amsterdam-West.
"Zes jaar geleden kwam ik terug van een expeditie naar de Manaslu. Terwijl we terugliepen naar de bewoonde wereld, realiseerde ik me: ik word ouder, op een gegeven moment zal ik dit werk niet meer kunnen doen. Of niet meer willen doen. Voor mij is het altijd belangrijk geweest dat m'n werk uitdagend is, dat ik spannende, uitdagende en vreemde dingen kan doen. Maar er komt een moment dat ik dat niet meer aankan. Of dat ik het misschien gewoon niet meer wil."
Robert Steenmeijer zit aan tafel in het keukentje van zijn werkplaats in de Amsterdamse Spaarndammerstraat. Het ruikt er naar versgezaagd hout en naar koffie. Ergens in de verte komt klassieke muziek uit een radio, af en toe onderbroken door het geraas van elektrisch gereedschap. De momenten dat hij niet in de bergen is, brengt Steenmeijer tegenwoordig hier door, als gediplomeerd meubelmaker. "Na de Manaslu heb ik een jaar vrij genomen", vertelt hij. "Gewoon om me heen kijken. Wat vind ik leuk, wat kan ik nog meer?" Voor de duidelijkheid - hij benadrukt het een aantal keer kort achter elkaar: klimmen is fantastisch en klimmen is nog steeds zijn passie. "Maar je houdt het niet je hele leven vol." "We hebben op de Manaslu vijf, zes weken alleen maar in het basiskamp in de sneeuw gezeten, dan ga je toch wel een beetje nadenken. Hoe zit het nou, hoe zie is mijn werk als gids? Hoe zie ik de toekomst? Hoe ga ik verder? Berggids is een schitterend beroep, maar het is verdomd zwaar. Als je het hele seizoen zes dagen per om twee uur 's ochtends opstaat, als daarna de hele dag fysiek zware inspanning levert, als je honderd procent verantwoordelijk bent voor je klanten - dat is zwaar.
Begrijp me goed: ik wil niet zeggen dat het gidsenwerk niet leuk meer is, of dat ik het te zwaar vind, maar als je het doet, moet je het goed doen. Dan moet je sneller zijn dan je klanten en je moet beter zijn dan je klanten. Het is niet zo moeilijk om technisch beter te zijn, maar als ik een stel jonge honden van 25, 26 heb, dan moet ik flink m'n best doen om ze voor te blijven. Op een gegeven moment ben ik 55 en dan gaat dat me echt niet meer lukken. Misschien is het wel de penopauze geweest. De één koopt op z'n veertigste een motor en een leren pak, de ander wordt meubelmaker. Wat dat betreft is het misschien een heel normale ontwikkeling. Ik heb me op een bepaald moment gewoon gerealiseerd dat ik iets moest gaan doen waarmee ik straks verder kan."
"Klimmen moet voor mij voor spannend blijven. Ik ben altijd een beetje huiverig geweest voor teveel routine in m'n werk. Voor de zoveelste keer dezelfde berg op. De eerste keer is het spannend, de tweede keer heb je het geluk dat je de route al kent en dan is het wat makkelijker. De derde keer wordt het saai. Dan denk ik: ik moet weer iets anders gaan doen.
Als ik kijk naar collega's in Chamonix die dertig keer per jaar de Mont Blanc op gaan - daar moet ik niet aan denken. Of oudere gidsen die bijvoorbeeld vijftig keer per jaar de Wildspitze opgaan. Als je het hele seizoen die Wildspitze oploopt, ja, dan hou je het conditioneel wel vol, maar zo wil ik niet oud worden. Ik wil niet eindigen met een chagrijnige smoel en het idee: shit, ik moet vandaag alwéér de Großvenediger op. En dan vanaf drie uur 's ochtends sjokken door de sneeuw: 'Ja jongens, de top, gefeliciteerd hoor, leuk voor je. Kom, nou gaan we weer terug.'"
Steenmeijer vertelt dat hij op zijn veertiende voor het eerst naar de bergen ging: "Mijn moeder had me opgegeven voor een beginnerscursus in de Zillertaler Alpen." Na twee dagen wist hij het zeker: ik word berggids. "Zoiets begint als de dagdroom van een veertienjarig jongetje, maar het heeft me nooit meer losgelaten. Ik heb de middelbare school afgemaakt, ik ben gaan studeren, en na twee jaar studie dacht ik: bekijk het maar. Ik vertrek naar Oostenrijk want ik wil berggids worden."
Toelating tot de Oostenrijkse gidsenopleiding bleek vrijwel onmogelijk. De opleiding was destijds - midden jaren tachtig, voordat Oostenrijk lid werd van de Europese Unie - gesloten voor buitenlanders. "Toen ik me aanmeldde voor het toelatingsexamen, kreeg ik een keurige schriftelijke afwijzing: 'Ausländer werden niet aufgenommen.' Dus gewoon Ausländer raus, buitenlanders eruit. Gelukkig kende ik uit mijn opleiding tot hoofdinstructeur een paar gidsen die heel erg hun best voor mij deden. Zij zijn naar de minister gegaan, of naar de staatsecretaris of weet ik wie, met de mededeling: 'Wij kenen deze jongen,we denken dat 'ie het wel kan.' En ik ben zelf net zo lang blijven doorzeuren tot iedereen dacht: Okee, we geven hem een kans en dan zijn we van die vent af. Hij haalt het toch niet. Hij maakt zichzelf alleen maar belachelijk."
Bij het toelatingsexamen slaagde Steenmeijer voor alle onderdelen behalve het skiën. "Ik skiede nog maar anderhalf jaar dus daarvoor zakte ik als een baksteen. En toen dacht iedereen dus: nou mooi, daar zijn we van af. Toen heb ik gezegd: jongens jullie moeten me nog één keer een kans geven. Ik verhuis naar Innsbruck, ik ga elke dag skiën en ik zorg dat ik volgend jaar wèl goed genoeg ben. Toen hadden ze zoiets van: vooruit, nog één keer dan. En toen werd ik dus wèl toegelaten."
"Toen ik eenmaal toegelaten was, ben ik ook in één keer door de opleiding gekomen en ik ben geslaagd met goede cijfers, dus ik heb wel bewezen dat ik het in me had", vertelt hij. Toch waren daarmee de problemen niet opgelost. Ondanks zijn kersverse gidsendiploma, bleek hij zijn werk als berggids niet te kunnen uitoefenen. "Toen had ik ineens het probleem dat ik geen licentie kon krijgen omdat ik geen Oostenrijks staatburger was. Uiteindelijk heeft Klaus Hoi, het hoofd van de berggidsenopleiding, enorm zijn best voor me gedaan. Hij heeft me buitengewoon lid van de Steierischer Berg- und Skiführer Verband gemaakt. Zo zijn er allerlei trucjes en dingetjes bedacht om maar te zorgen dat ik toch als gids kon werken. Ik had ook een lidmaatschapspas met daarop 'AO-1': Außerordentliches Mitglied Nummer 1. Ik denk niet dat er ooit een nummer twee is geweest."
Terug in Nederland stuitte hij op minstens zoveel bureaucratische problemen. "Een Nederlandse berggids was in die tijd een volkomen ongehoorde verschijning. Probeer maar eens aan de Belastingdienst uit te leggen wat voor werk je doet - die snappen er helemaal niets van. Of probeer als berggids in Amsterdam maar eens een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Of een hypotheek. Kansloos. 'Wat doe je?' 'Ik ben berggids.' 'Jammer, kennen we niet.' Wat dat betreft kan je beter meubelmaker zijn, haha."
Na de expeditie naar de Manaslu in 2003 kwam Steenmeijer, zoals hij zelf zegt "min of meer toevallig" op de eindexamententoonstelling van het Amsterdamse Hout- en Meubileringscollege. "Ik vond het fantastisch. Misschien vond ik niet alles even mooi, maar het was met vakmanschap gemaakt. Dus toen dacht ik: weet je wat, ik geef me gewoon op voor die opleiding en ik zie wel wat er gebeurt.
Ik was in Oostenrijkse hutten altijd al gefascineerd door het houtwerk. Je kent het wel, al die& Nou ja, ik vind het spuuglelijk, al die bloemetjes en tierlantijntjes, maar het is wel met vakmanschap gemaakt. En hout is bijzonder; het voelt lekker aan, het is fijn om mee te werken en het ruikt lekker. Als je hier de werkplaats binnenkomt, dan ruik je meteen het hout. Cederhout heeft bijvoorbeeld een hele zoete geur; je wordt gewoon blij als je daaraan staat te schaven."
"Misschien denken mensen nu: Steenmeijer is gek. Hij kan elke dag klimmen, maar hij wordt meubelmaker. Maar je betaalt wel een prijs om elke dag te kunnen klimmen. Een krap bed in een volle hut, vroeg opstaan, kou, vies eten. Toen ik jonger was, vond ik dat een hele kleine prijs. Kon mij het wat schelen dat je om twee uur op moest; ik stond er niet eens bij stil.
Ik heb m'n werk jarenlang als een goed betaalde passie gezien. Ik vond het fantastisch en ik werd er nog voor betaald ook. Maar vergeet niet: het blijft werk. Als jij op vakantie gaat en je hebt een dagje geen zin, of het is even niet zulk lekker weer, dan denk je: jongens, ik slaap uit en morgen is er weer een nieuwe dag. Dat kan niet als het je werk is.
Ik wil geen ouwe mopperaar zijn. Ik geniet nog steeds enorm van het klimmen, maar ik ook wel eens behoefte aan lekker eten en een goed bed. Dat had ik vroeger niet. Ik heb rechtopstaand tegen de muur en hangend in m'n gordel op richeltjes gebivakkeerd, maakte me allemaal niet uit. Misschien word ik oud of verwend, maar doe mij na het klimmen maar een lekkere maaltijd met een goed glas erbij."
Hij benadrukt het nog maar een keer: hij stopt beslist niet als gids. "Het is niet een kwestie: dat niet meer. Het is meer: dit nu ook. Ik klim nog steeds heel graag, maar ik meubel nu ook. Natuurlijk heb ik wel eens heimwee naar de bergen als ik hier aan het werk ben. Dan denk ik: saai, ik zou nu ook in Oostenrijk op een berg kunnen zitten. Of ik heb ineens enorme zin om ergens in het zonnetje te gaan klimmen. Vorig najaar ben ik bijvoorbeeld nog in Spanje geweest. Dan heb ik het helemaal naar m'n zin: lekker klimmen in de Picos, mooi weer, heerlijk in de zon gehangen. Maar als het dan slecht weer wordt, denk ik tegenwoordig wel: lekker op de werkplaats in de weer lijkt me ook wel weer leuk."
"Ik heb de afgelopen jaren getoerskied in Turkije op plaatsen waar nog nooit skiërs waren geweest. Ik heb het Diamond Couloir op Mount Kenia geklommen, Zodiac op El Capitan -allemaal prachtig. In de Alpen heb ik de Walkerpijler geklommen - een van de grootste, meest beruchte noordwanden, maar het is misschien wel de mooiste tocht van m'n leven. Het is een serieuze wand, maar we hebben alleen maar lol gehad. We hebben alleen maar lopen geinen en klieren. Het ging veilig, het ging leuk en we zijn er in no-time doorheen gevlogen.
Ik heb moeilijkere routes geklommen, ik heb routes geklommen die technisch lastiger waren; dit was alleen maar plezier. Prachtig weer, prachtige rots, goeie klimmaat, helemaal goed."
Waren er in al die jaren dan geen slechte momenten? "Uiteindelijk toch vooral de Manaslu. We hadden ons twee jaar lang voorbereid, trainen, sponsorcontracten, noem het allemaal maar op, maar uiteindelijk hebben we zes weken met sneeuwstorm in het basiskamp gezeten. Dus we hebben ons met elf kerels zes weken lang stierlijk zitten vervelen. Toepen, mens-erger-je-nieten, sneeuw uitgraven en dan iedere keer maar wéér proberen omhoog te komen naar Kamp 1. Spullen achterlaten. Volgende dag: spullen verdwenen onder de sneeuw. Hup, nieuwe spullen pakken en maar weer doorslepen. Vreselijk.
Ja het is wel fascinerend dat ik op de terugweg van die expeditie ben gaan nadenken over de toekomst. Ik had het verband zelf nog niet gelegd. Het is ook niet zo dat ik ineens dacht: kut, misschien moet ik wat anders gaan doen. Misschien was het eerder zo dat ik door de teleurstelling aan het denken geslagen ben: als ik hiermee verder wil, in welke vorm dan?"
Hoe ziet Steenmeijer zichzelf eigenlijk? Is hij een klimmende meubelmaker of is hij een meubelmakende berggids? "Ik ben allebei. Het is allebei een deel van m'n identiteit, om maar eens een duur woord te gebruiken. In het klimwereldje blijf ik waarschijnlijk altijd de berggids: Robert Steenmeijer is gids en misschien daarnaast ook meubelmaker. En hier ben ik de meubelmaker die toevallig ook nog berggids is. En een heleboel van m'n houtklanten - mensen die meubeltjes bij me bestellen - weten helemaal niet dat ik ook nog berggids ben.
In het begin is het ook wel verwarrend geweest. Moet ik nou tegen de klimklanten verzwijgen dat ik meubelmaker ben omdat ze dan misschien denken dat ik niet meer voor de volle honderd procent voor het gidsen ga? Moet ik mijn meubelklanten vertellen dat ik ook berggids ben of denken ze dan dat ik dit er een beetje naast doe en dat ik eigenlijk geen goede meubelmaker ben? Daar heb ik een tijdje mee zitten worstelen. Nu zeg ik gewoon: ik ben allebei. Klaar."
Bezoek Robert Steenmeijers werkplaats op: www.houtmeijer.nl